woensdag 9 november 2011

Droom als bron van symbolen

De droom is een onuitputtelijke bron van spirituele informatie over jezelf.


Met zijn boek ‘Traumdeutung’, 1900, heeft S. Freud het verschijnsel van de droom nadrukkelijk op het psychologisch onderzoeksveld geplaatst. Jung was in dat jaar net begonnen aan zijn psychiatrische opleiding in de Burghölzli-kliniek van Eugen Bleuler. Hij schrijft in dat jaar voor zijn collega’s en mede assistenten een bespreking van Freuds droomboek. De belangstelling voor dromen heeft bij Jung zijn leven lang stand gehouden. In de analytische psychologie is de droom en zijn interpretatie tot een dominerend, samenhang brengend onderwerp geworden. Dromen en mythen zijn de twee toegangen tot bestudering van het onbewuste deel van de psyche. In een brief van 1954 aan Calvin S. Hall schreef Jung: ‘Gedurende vele jaren heb ik ongeveer 2.000 dromen per jaar zorgvuldig geanalyseerd. In dit materiaal heb ik zodoende enige ervaring opgedaan’. Hij noemde dromen als gloeiende lava waaruit zich de te bewerken steen uitkristalliseert.

Het onbewuste deel van de menselijke psyche schept om zich uit te drukken symbolen. De symboolproductie vindt plaats tijdens het dromen. In de dromen treden de symbolen spontaan op, want dromen ontstaan uit zichzelf en worden niet verzonnen. Dromen kan je niet manipuleren. De droomwereld is subjectief van aard. Jung stelde: ‘De droom is een theater waarbij de dromer alles in alles is. De dromer is tegelijk scène, speler, souffleur, regisseur, publiek en criticus’. Voor de droom gelden er drie regels: (1) altijd droomt men over zichzelf, (2) altijd droomt men vanuit zichzelf, (3) altijd droomt men vanuit de actuele psychische gesteldheid.

Een droom is een commentaar op de specifieke, actuele psychische constellatie van de dromer. Het persoonlijk onbewuste treedt in gesprek met het ego. Droomsymbolen zijn voor het grootste deel openbaringen van dat deel van de psyche, dat buiten de beheersing van het bewustzijn is. Door dromen wordt men bekend met actuele aspecten van de eigen persoonlijkheid waar men om verschillende redenen de voorkeur aan geeft om er bewust niet scherp naar te kijken. Droombeelden weerspiegelen de innerlijke toestand van het ogenblik en geven aan wat er aan de houding tegenover het leven mankeert en waardoor er spanningen ontstaan. De droom tekent zonder schmink de situatie af waarin de mens verkeert, ook als het ego de situatie niet erkennen wil, negeert of omhult. De droom in zijn symbooltaal streeft naar het passend maken van ongewenste situaties, waarschuwt als er iets niet in de haak is of als de verdere psychische ontwikkeling wordt gehinderd.

Compenserend stelt dan de droom: ‘Je moet je levenshouding wijzigen’. De droom drukt zich uit in symbolen, zinnebeelden, die meerdere betekenissen kunnen hebben die in verband staan met iets dat of onbewust of op zijn minst nog niet geheel bewust is. Het bewustzijn wordt aangesproken door de droom, maar werkt aan het ontstaan van de droom niet mee. De droom helpt het bewustzijn om bewust te worden. Zij vormen een boodschap die op ontcijfering wacht door de dromer of psychotherapeut. De dromer wordt omtrent zijn feitelijke toestand vaak in het onzekere gelaten. Begrijpen van de droom vergt van de dromer of therapeut een zorgvuldige betekenisgeving aan de symboliek van de droom. Dit vereist een grondige (zelf)kennis van de symbool producerende mens en zijn culturele achtergrond.

Begrijpen van droomsymbolen leert men de vergeten taal van de instincten weer te verstaan, omdat de droomsymbolen uit diepere lagen van de psyche komen. Associaties naar en kennis van mythen, fantasie en intuïtie kunnen bij de verstaan van dromen behulpzaam zijn. Het lijkt alsof de dromen juist die punten, die voor het bewustzijn het belangrijkste zijn, overslaan en bij voorkeur de periferie van het bewustzijn openbaren. Als de betekenis van een symbool niet helder is, kan men afwachten tot het gesprek met het onbewuste wordt hervat in een serie dromen.

Droomvoorbeeld:

‘ Een man van 35 jaar, werkend in een zakelijke baan, heeft zich vele weken achtereen met een moeilijke kwestie bezig gehouden en wel zo intens dat hij op de grens van overspanning is geraakt. Toch gaat hij door. Hij krijgt een droom: ‘In een kring om zich heen ontwaart hij op grote afstand een reeks stations. Treinen ziet hij in een wijde boog van het ene station naar het andere rijden. Hij moet de trein van elf uur halen en moet zich daarom haasten. Maar het is alsof hij maar langzaam vooruit kan komen. Op het nabije station aangekomen is zijn trein zo juist vertrokken. Gejaagd begeeft hij zich naar een ander station. Ook daar is de trein net weggereden. Met een lam gevoel wordt hij ontmoedigd wakker. De boodschap: ‘Stop enige tijd met je karwei en maak een lange wandeling om je te ontspannen’. De boodschap werd als waarschuwing niet herkent. Hij gaat door met zijn karwei. Er volgt een tweede droom. ‘Hij zit in een carrousel en draait in het rond. Omhoog en omlaag. Het gaat al vlugger en vlugger, tenslotte gaat het in een woeste vaart. Dan wordt hij eruit geslingerd en kwakt ergens neer’. Het is dezelfde waarschuwing maar in een krassere vorm. De droominhoud van de beide dromen is verschillend, maar de boodschap ervan is dezelfde. Het is nu na de tweede droom aan de dromer duidelijk geworden dat hij zijn werk enige tijd dient te staken en om rust te nemen. Hij heeft zich door zijn opdracht mee op drift laten nemen en is er niet meer de beheerser van. Hij is door zijn reserves heen geraakt en dient bewust afstand te nemen van zijn situatie. Deze keer neemt hij de waarschuwing van het onbewuste ter harte en beseft dat hij aardig op weg is om workaholic te worden. Deze werkverslaving doet de werker graag ook ‘s zondags doorwerken en als dat niet mogelijk is, raakt hij op zondag ontstemd en wordt humeurig. De dromer besluit nu om vakantiedagen op te nemen.

Het onbewuste proces is een doorlopend proces, een continuüm, dat een relatie zoekt met het ego. Het streeft met zijn inhouden naar een koersverandering in de levensstijl van de dromer en streeft er naar om zijn ontwikkeling weer in goede banen te leiden opdat de ontplooiing van zijn persoonlijkheid zich kan voortzetten.

Werkelijkheids- en tijdsbesef in de droom

In primitieve culturen kan de afstand tussen waarnemingswerkelijkheid en droomwerkelijkheid sterk inkrimpen en soms zelfs samenvallen. De droom wordt als werkelijkheid beleeft. Een bestuursambtenaar op Nieuw-Guinea vertelde mij dat hij een gerechtelijk vonnis moest opstellen over een Papoea die een andere Papoea-medestamlid had gedood. Het onderscheid tussen zijn dagleven en droomleven ontbrak vrijwel bij deze papoea. Hij had gedroomd dat het door hem omgebrachte stamlid zijn zuster had beledigd. De droom was voor hem dusdanig werkelijk dat hij dienovereenkomstig handelde en de schender doodde. Personen die leven in een primitieve geestesgesteldheid projecteren vrijwel alle psychische ervaringen in de buitenwereld.

In India gebeurde het dat een boer bij zijn buurman een gestolen koe kwam terughalen, omdat hij had gedroomd dat deze door de buurman was gestolen. Merkwaardig was dat de van diefstal beschuldigde buurman de waarde van het droombeeld erkende. In zijn wijsheid besefte de buurman dat hij wel te gelegener tijd een oplossing zou vinden om het verlies te compenseren.

Dromen zijn als regel zeer kortstondig. Dat is bekend uit veel waarnemingen. Een voorbeeld. Een man zit in een vergadering en begint gedurende het luisteren naar een lezing in te dommelen. Zijn vriend merkt dit op maar laat hem begaan. Dan vallen op een gegeven ogenblik de ogen dicht, even verslapt het gelaat, het hoofd buigt voorover en plotseling valt de dromer opzij en wordt met schrik wakker. Hij vraagt aan zijn vriend of hij lang had geslapen. Hij droomde dat hij bezig was een berg te beklimmen en dat hij mooie vergezichten had. Hij wilde nog hoger klimmen maar werd door zijn vriend teruggehouden. Toch ging hij alleen verder en stortte even later naar beneden. Deze wek-droom moet zich in een paar seconden hebben afgespeeld. Het aantal herinneringsbeelden is geen maatstaf voor ons tijdsgevoel in de droom.
De symbolen in de droom zijn niet van gelijke aard als in de culturele symbolen in mythen. In de droom is als regel het persoonlijk onbewuste de eigenlijke schepper van de droomsymbolen en is er nauwelijks een bijdrage uit andere bronnen, zoals bij culturele symbolen. De ego-functies waarnemen, denken, intuïtie en gevoelen functioneren weinig of niet, daar de slaap slechts een gering restbewustzijn kent. Ook de ‘participation mystique’, de ‘ondergrondse verbinding’ tussen subject en object, is bij ontbrekend object niet aan de orde.

Voorbeelden van dromen

Een toelichtende droom legt de dromer uit wat hij nog niet begrepen heeft. Een schoolhoofd stuurde een moeder met haar dochtertje van net 10 jaar dat in de vierde klas (groep 6) zat, naar het spreekuur van een psychotherapeut vanwege angstige buien en onrustig slapen. Het dochtertje was een goede leerling en gedroeg zich enige maanden nerveus. In een vraag naar haar dromen vertelde zij dat ze in haar droom altijd bang was. Zij vertelde dat zij onlangs droomde van een lelijke slang, die als maar bij haar benen omhoog wilde kruipen. Op de vraag of zij alleen maar van slangen droomde, vertelde ze verder: ‘Ook wel eens van muizen, maar nog veel vaker van een grote kat, die is dan bij me en die wil altijd maar wegkruipen onder mijn kleren. Er rees na nadere toelichting van de moeder, verdenking tegen een jongen uit de zesde klas die in dezelfde straat woonde en die na schooltijd vaak met haar meeliep. In een karrenschuur waar weinig toezicht was, had hij meermalen gepoogd het meisje onder haar rokje te betasten. Het meisje was nog teveel kind om precies te begrijpen wat de jongen voor had, maar zij had in feite wel voortdurend angst gevoeld voor deze jongen. Na overleg met de jongen en de wederzijdse ouders werd de jongen op een andere school geplaatst. Het resultaat was dat het meisje rustig werd, haar angst verdween en haar schoolprestaties kwamen weer terug op haar vorige niveau. De vrijpostige arm van de buurjongen werd in de droom vertaald in het symbool van een dreigende slang en een opdringerige kat.

Een corrigerende droom roept op tot veranderen van gedrag. Hier betreft het een droom van een man van boerenafkomst. Een getrouwde, intelligente man van veertig jaar oud die altijd gezond was geweest. Hij was rector van een grote openbare middelbare school. Hij had enige jaren een studie pedagogie achter de rug en heeft ambities voor een zeer hoge post. Gevoelen is zijn minder ontwikkelde ego-functie. Sinds korte lijdt hij aan aanvallen van duizeligheid, misselijkheid en moeheid. De klachten doen denken aan bergziekte, die optreedt ten-gevolge van verblijf op grote hoogte. Hij maakte een nerveuze indruk.
Hij vertelt zijn droom: ‘Ik logeer op het platteland, waar ik vroeger ben opgegroeid, op een eenvoudige boerderij bij een oudere, moederlijke boerin. Ik vertel haar over een grote reis die ik van plan ben te gaan maken. Ik ga lopen van Lausanne naar Leipzig. De boerin is onder de indruk van mijn verhaal en dat doet mij genoegen. Op dat moment keek ik uit haar raam op een weiland waar enige boeren bezig zijn met het opladen en binnenrijden van hooi. Opeens verandert het tafereel. Op de achtergrond verschijnt een monstrueuze grote kreeft-hagedis. Deze kruipt eerst naar links en dan naar de rechter kant. Ik bevind mij even later tussen de twee behaarde scharen van het monster. Dan heb ik opeens een magische stok in mijn hand en ik tik er licht mee op het hoofd van het monster. Dit sterft hierdoor. Lange tijd blijf ik staan nadenken bij het lichaam van het monster’.
De kreeft-hagedis is een ontwerp van het onbewuste, want in de dierkunde is een dergelijke dier niet bekend. Zijn associatie met de boerderij is die naar een zeer oud leprahuis uit 1444 waar vroeger leprozen werden verpleegd en die in zijn woonstreek was gelegen. De boerin is zijn moederlijke anima. Staande voor het monster speelt hij een heldenrol door het monster te verslaan.
Nu is uit vergelijkende droomanalysen bekend dat het optreden van een slang, hagedis, kreeft, schorpioen, mastodont (uitgestorven slurfdier), draak of dinosaurus in een droom kan wijzen op een organische afwijking ergens in het centrale zenuwstelsel, hersenstam, ruggenmerg of sympathisch zenuwstelsel. Een neurologisch onderzoek wees uit dat er in dit geval in die organen geen afwijkingen waren. De uitleg dat zijn klim op de sociale ladder met alle begeleidende ambities hoger was dan paste bij zijn persoonlijke begaafdheid werd door hem verworpen. Hij wilde zijn ambities voor een hoogleraarszetel niet herzien. Na drie maanden verloor hij zijn positie als rector en werd werkloos. De daling op de sociale ladder werd voltrokken.

Een tweede corrigerende droom

De droom van Jona, de profeet. U kunt deze beschrijving vinden in het gelijknamige Bijbelboek. Deze droom vond plaats omstreeks 800 v. Chr. Jahweh, zijn Zelf, gaf Jona als profeet een opdracht om naar Ninevé, de hoofdstad van Assyrië te gaan. Het was een hele reis naar de linker oever van de rivier Tigris. Hij diende in die stad te gaan prediken, maar hij had daar geen zin in. Hij liep naar het strand te Joppe en viel daar in slaap. Hij vluchtte in de slaap weg voor zijn innerlijke stem en voor zijn god en kreeg toen een felle droom. Deze luidde als volgt: Hij vertrok met een schip, dat naar Tarsus, (zuid-oostkust van Turkije) zou gaan, de zee op. Zijn onrustige geweten werkte in zijn droom door en schiep een woeste storm. De zeelieden waren vertrouwd met het idee dat tegenslag bij het werk en in het leven een magisch causaal samenhing met kwade geesten of kwaadwillende mensen bestond, zoals dat in de derde wereld nog steeds voor waar wordt gehouden. Men wierp het lot, een soort godsoordeel (ordeal) en Jona werd aangewezen als de oorzaak van de storm. Hij werd door de angstige bemanning overboord geworpen. De zee werd toen weer rustig. De zee is een symbool van het collectief onbewuste. Eenmaal in zee werd hij opgeslokt door een grote vis, waarin hij, de in mythen veel voorkomende periode van drie dagen en drie nachten verbleef.

Jona en de grote vis Jona en de grote vis
De biologie kent in de Middellandse zee geen vissen van dergelijke omvang maar wat de biologie niet kent, dat kent de mythe wel. Jona roept zijn god aan nu hij in diepe duisternis en in levensgevaar verkeert en in zijn werk en leven is vastgelopen. De vis zet koers naar Joppe en spuwt de profeet uit op het strand. Daar ontwaakt hij uit zijn droom en Jona gaat uit van de idee dat de droom door zijn god is gezonden. Hij ervaart een bewustwording van zijn Zelf. Hij komt getransformeerd terug uit de droom. Dit maakt hem duidelijk dat hij de pretenties van zijn ego dient in te perken en de opdrachten uit het Zelf niet straffeloos kan negeren. Hij zoekt een karavaan op en trekt naar Ninevé waarin toen 120.000 mensen woonden. Daar predikte hij met succes over een naderende ondergang van de stad als het volk zich niet zou bekeren. Er vond onder leiding van koning Adad Nirari III, 809-782 v. Chr. een religieuze hervorming plaats.
Jona had moeite om niet-Joden en Joden beiden te zien als verwante mensen waarover zijn god zich óók ontfermde. Hij was nog sterk stamgericht in denken en doen en meende met de mensen van Ninevé niets te maken te hebben. Het waren in zijn ogen ‘buitenstaanders’. Zijn bewustzijn diende uit te groeien tot een humaan wereldbewustzijn.
Deze droom toont een aantal symbolen: de vlucht voor verplichtingen, er is geen verklaring voor maar de vlucht verklaart alles. De zeereis, het wegdrijven over de diepe wateren van het collectief onbewuste. De storm met tegenkrachten uit het Zelf die de vlucht voorlopig beëindigen. De grote vis, een macht die hem terugvoert naar het strand en zijn opdracht.

Enige de dood aankondigende dromen.

Soms kan een droom toespelingen maken op nog in de toekomst liggende gebeurtenissen. Een eerste voorbeeld hiervan is een droom van een mannelijke patiënt die leed aan een tumor met vele uitzaaiingen. Hij ziet in zijn droom twee boksers die zich bevinden in een rituele strijd. Hun strijd wordt fraai gebokst. In de droom zijn de boksers niet zozeer tegenstanders als wel medestrijders die een verschillend, van te voren vastgesteld ritueel patroon uitwerken. Het goede en het boze in de mens botsen in toegespitste vorm als het ware tegen elkaar op. Ze zijn rustig, niet opgewonden maar geconcentreerd. Na afloop van iedere ronde trekken ze zich terug in de kleedkamers en daar brengen ze ‘schmink’ op. Ik zie dat één van beiden een vinger in bloed doopt en dit op het gezicht van de tegenstander en van zichzelf smeert. Ze keren terug in de ring en zetten hun snelle, woedende en toch volledig in de hand gehouden voorstelling van een strijd weer voort.
De droom toont de eenheid van de tegendelen aan. De gedachte dat het sterven een soort strijd of moment van beslissing is, schijnt archetypisch te zijn. In veel culturen wordt dit motief aangetroffen.

Een tweede voorbeeld is de droom van een 61-jarige cavalerieofficier, vier weken voordat hij door een hartinfarct onverwachts stierf. ‘Hij was in zijn droom weer terug op de school voor officieren, waar hij 35 jaar geleden tot luitenant werd opgeleid. Er kwam een oude korporaal op hem af, waarvoor hij indertijd veel achting had gevoeld en die in werkelijkheid de betekenisvolle naam ‘Adam’ droeg. Deze zei: ‘Luitenant, ik moet u wat laten zien’. Hij bracht hem maar de kelder van de kazerne en opende een loden deur. De dromer deinsde huiverend terug. Voor hem lag op zijn rug het kadaver van een paard in vergaande staat van ontbinding en er kwam hem een vreselijke lijkenlucht tegemoet’.
De loden deur lijkt een Oudegyptisch motief. Bij Olympiodorus, de Griekse geschiedschrijver en alchemistisch auteur die in de eerste helft van de vijfde eeuw na Chr. leefde, wordt een mythe vermeld van Osiris en zijn demonische broer Seth, de schaduwfiguur van Osiris. Osiris staat voor het eeuwige deel van de mens. Seth had een loden kist, een sarcofaag, gemaakt waar hij Osiris in lokte en deze kist toen snel afsloot. Zo werd Osiris ‘door lood gekneveld’. Over dit lood lezen wij dat het door demonen is bezeten en dat alchemisten er bij aanraking met de handen waanzinnig door konden worden.
Het paard in de grafkamer met de loden deur en Osiris in een loden sarcofaag lijken verwante beelden. In de sarcofaag voltrekt zich, naar Egyptische voorstelling, het geheim van de opstanding. De oude Egyptenaren zagen in het gemummificeerde lijk iets mysterieus, een geheim waaruit na de ontbinding en verandering het proces van de opstanding tot een nieuw leven ontstaat. Men stelde dat iedere overledene direct na zijn sterven deel kreeg aan de goddelijkheid van Osiris. Het levensproces zet zich in een andere werkelijkheid voort.
De ‘sterfelijke Adam’ in de droom wilde aan de luitenant vertellen: ‘Niet jijzelf maar het paard, dat je lichaam symboliseert, dat zal sterven. In de kamer achter de loden deur zal het eeuwige deel van de mens, het innerlijk goddelijke in je een opstandingslichaam ontvangen uit de resten van je aardse lichaam. Er zal een wedergeboorte plaats vinden.’
Het Zelf, dat gedurende het leven de ontwikkeling steeds aanzet om tot een volgende fase te geraken, roept het idee op dat na de dood dit proces zich zal voortzetten in het hiernamaals.

In dromen van ten dode opgeschreven mensen kan als symbool voorkomen het maaien van koren of gras, het vellen van (levens)bomen, het doven van een kaars of het stil blijven staan van een horloge dat niet meer aan het lopen gebracht kan worden. Het zijn duidelijke symbolische boodschappen voor een naderend levenseinde. De overledene zal dan ‘uit de tijd treden’.
Een oude dame van 79 jaar droomt op haar sterfbed de volgende droom: ‘Ze ziet een brandende kaars staan op de vensterbank van haar ziekenkamer. Plotseling merkt ze dat de kaars op het punt staat uit te gaan. Angst en vrees voor de diepe duisternis die nabij is, maken zich van haar meester. Plotseling vlamt dezelfde kaars echter weer op, maar aan de andere zijde van het raam en dan wordt ze wakker. Het raam symboliseert de scheiding van de wereld aan deze zijde van die aan gene zijde. De brandende kaars symboliseert het leven dat voortgezet wordt aan gene zijde.

Een voorspellende droom

Otto E.L. von Bismarck, 1815-1898, werd in 1862 minister-president van het Tweede Duitse rijk. Hij was gezegend met een ontembaar, eigenzinnig karakter. Zijn politieke instelling was conservatief en Pruisisch-monarchaal. Hij was ambassadeur te Petersburg van 1859-1862. Er dreigde in het jaar 1862 een regeringscrisis waarbij de toen nog koning Wilhelm I aan aftreden dacht. Bismarck wist de politiek van de koning door te voeren tegen de liberale meerderheid van het Huis van Afgevaardigden in. Hij bleef tot 1867 aan de macht ondanks deze meerderheid van het Huis maar met de steun van het Herenhuis.
Als koning Wilhelm hem eens zijn droom vertelt reageert hij door te stellen dat Uwe Majesteit hem aanmoedigde met een eigen droomverhaal daarop te antwoorden. Hij had in het voorjaar van 1863 de droom ervaren. Het was tijdens de moeilijkste dagen van het conflict om de legerwet aangenomen te doen krijgen. Bismarck had geen zicht op een goede afloop.

Bismarck had geen zicht op een goede afloop.

Hij droomde en vertelde de droom ‘s morgens direct aan zijn vrouw Johanna en aan andere getuigen. Hij reed op een smalle weg in de Alpen. Rechts was een afgrond en links rotsen. Het bergpad werd hoe langer, hoe smaller, totdat het paard opeens weigerde verder te gaan. Omkeren en afstijgen was wegens gebrek aan ruimte niet mogelijk. Toen sloeg ik met mijn rijzweep in mijn linker hand tegen de gladde rotswand en riep God aan. De zweep werd oneindig lang, de rotswand stortte in en opende een brede weg met uitzicht op heuvels. Ik zag Pruisische troepen met vaandels marcheren en ik had in de droom nog gedacht, hoe ik Uwe majesteit deze droom spoedig zou kunnen vertellen. Deze droom werd vervuld en ik ontwaakte blij en gesterkt.
Het was de kwestie van Sleeswijk-Holstein, die Bismarck dwars zat. Denemarken wilde de beide hertogdommen incorporeren maar samen met Oostenrijk begon hij een oorlog met Denemarken om dat te voorkomen. Denemarken verloor de oorlog.
Het symbool zweep wijst in deze droom op macht en superioriteit. De ambiance van het zitten op een paard en het trekken over een hoog Alpen-pad met vergezichten is passend bij eenzame macht. De zweep is hier verwant met de scepter, die als attribuut dienst deed bij gezagdragers, zoals bij koningen en Egyptische farao’s.

De droom van Hannibal

Hannibal, 247-183 v. Chr. was een Carthaags bevelhebber. Hij had op zijn zesde jaar zijn geboortestad en zijn moeder verlaten en daarmee was de Carthaagse cultuuroverdracht door de moeder niet meer mogelijk. Hij werd door zijn vader groot gebracht met een diepe haat tegen het Romeinse rijk. Hij woonde vanaf 241 in Carthaags Spanje bij zijn vader. Hij werd in 221 opperbevelhebber en neigde tot een expansiepolitiek tegenover Rome. In 219 veroverde hij Saguntum, het huidige Valencia. Deze stad behoorde aan een bondgenoot van Rome. Het plannen van een veldtocht was voor Carthago een groot militair risico, omdat hun kracht in hun vloot lag en een zeeoorlog daardoor meer voor de hand lag. In 218 vertrok hij vanuit Spanje met een huurleger van 35.000 soldaten op weg naar de stad Rome. Hij trok over de Ebro, de grens met het Romeinse rijk, de Pyreneeën, de Rhône en de Alpen. In de Povlakte was zijn leger door de vele ontberingen geslonken tot 26.000 man. Na het winnen van enkele veldslagen in Noord-Italië trok hij over de Apennijnen. Versloeg twee Romeinse legioenen naast het Trasimeense meer en won de slag bij Cannae. In de Arnovlakte stootte hij op een moerasgebied waarin zijn laatste olifanten omkwamen.

Hannibal van CarthagoHannibal van Carthago
Hij wachtte te lang om naar Rome op te trekken en vanaf toen begonnen voor hem de tegenslagen. Hij kwam in 211 wel voor de poorten van Rome maar van innemen was geen sprake. Hij werd naar het zuiden verdreven, waar hij zich verdedigend en plunderend nog acht jaar handhaafde tot 203 v. Chr. Hij kreeg toen bevel om terug te keren naar Carthago om de stad te verdedigen tegen de Romeinse inval.
Tijdens de belegering van Saguntum in 219 v. Chr. had Hannibal een droom. ‘Hij werd uitgenodigd in de raad der goden. Toen hij daar aankwam gaf de Romeinse oppergod Jupiter hem de opdracht de oorlog met Rome in Italië te beginnen. ‘Draag de oorlog naar Italië’ luidde de goddelijke opdracht. Een stralende jonge god werd aan Hannibal toegevoegd en deze zou de leiding nemen. Hij begon zijn opmars onder goddelijke bescherming. Hem werd ingeprent om niet achterom te kijken. Het viel de nieuwsgierige Hannibal moeilijk om zich hieraan te houden. Hij keek toch om en zag toen een groot en ontzettend monster, een soort reuzenslang die bij zijn naar voren schuiven alle bomen struiken en gebouwen vernielde. In zijn verbazing vroeg hij aan de goddelijke leidsman wat dit monster wel zou kunnen betekenen. De god antwoordde dat dit destructieve monster de verwoesting van Italië betekende en beval hem om zonder verder oponthoud op te trekken en zich niet om het monster dat achter hem lag, te bekommeren.’

Opvallend in de droom is dat de Romeinse oppergod zich inlaat met de krijgsplannen van Rome’s vijand Carthago. Zijn eigen Phoenisische god Baäl zou men eerder verwachten. Zijn de archetypische personificaties van de Romeinse godenwereld Hannibal toch meer vertrouwd geraakt dan de uit zijn jeugd traditionele vruchtbaarheidsgod Baäl, de prinsgemaal van de godin Ishtar? Mogelijk was het onbewuste van Hannibal wel geprojecteerd op de Romeinse godenwereld. Of zou het een goddelijke hinderlaag zijn?
De stralende jonge god die Hannibal als adviseur kreeg toegewezen was zijn eigen genius, zijn inspirerende creativiteit, eigenlijk de kern van zijn onbewuste persoonlijkheid. Deze werd in de Romeinse voorstelling naar buiten geprojecteerd. Het monster is Hannibals eigen schaduw.
De profetie van de verwoesting van Italië werd bewaarheid. Zuid-Italië werd grondig verwoest en uitgeplunderd, 300.000 mensen verloren door de oorlog hun leven, vierhonderd steden en dorpen werden verwoest. Er was vrijwel geen boer meer in leven die de inwoners van de stad Rome van voedsel kon voorzien. Hannibal had Italië moeten veroveren en niet moeten vernielen.

‘Grote’ mythische, luciede droom uit het collectief onbewuste
Soms komt een droom voort uit het collectieve onbewuste en draagt dan een mythisch karakter. Een twee-en-twintigjarige theologiestudent die druk bezig was zich te oriënteren in de bovennatuurlijke wereld, vertelt zijn droom over de witte en de zwarte magiër. ‘De dromer stond in de nabijheid van de priesterlijke figuur die de witte magiër werd genoemd, deze ging echter gekleed in een zwart ambtsgewaad. Hij had juist zijn lange verhandeling beëindigd met de woorden ‘en daarvoor hebben wij de hulp van de zwarte magiër nodig’. Toen ging plotseling de deur open en kwam er een andere oude man binnen, de zwarte magiër, die echter gekleed ging in een wit opperkleed. Ook hij zag er statig en verheven uit. De zwarte magiër wilde duidelijk spreken met de witte magiër, maar aarzelde dit te doen in aanwezigheid van de dromer. De witte magiër zag dat en zei wijzend op de dromer, ‘Spreek vrij uit. Hij is een onschuldige.’ Toen begon de zwarte magiër een wonderlijke geschiedenis te verhalen over de wijze waarop hij de verloren sleutels van het paradijs had gevonden, maar niet wist hoe hij deze moest gebruiken. Hij was, zei hij, naar de witte magiër gekomen om van hem een toelichting te krijgen over het gebruik van de paradijssleutels.

Hij vertelde verder dat de koning van het land waarin hij woonde, op zoek was naar een geschikt grafmonument voor zichzelf. Zijn onderdanen hadden bij toeval een oude sarcofaag (stenen lijkkist) opgegraven dat de overblijfselen bevatte van een maagd en jonkvrouw. De koning had de sarcofaag (Grieks voor vleeseter) geopend, de botten eruit gehaald en deze weggeworpen. Daarna had hij de sarcofaag weer laten begraven met het oog op een later gebruik. Maar zodra de botten van de maagd het daglicht zagen, had de vrouw aan wie de beenderen eens hadden toebehoord, zich verandert in een zwart paard dat weg galoppeerde de woestijn in. De zwarte magiër joeg het paard na over de zanderige heuvels en voorbij de duinen. Na vele wisselvalligheden en moeilijkheden vond hij de verloren geraakte sleutels van het paradijs.’
De droom gaat mede over het onderlinge verwarrende samenspel tussen zwart en wit, tussen goed en kwaad. Het handelt over de onzekerheid van de morele waardering. Het onverbiddelijk met elkaar verbonden zijn van schuld, lijden en verlossing. Het is de weg naar de religieuze oer-ervaring. Wie zal hem vinden? Het samenwerken van de twee magiërs associeert met een uitspraak van paus Clemens I, 88-97, die zich God voorstelde met twee handen. De rechterhand van het goede en de linker hand van het kwade. Met deze beide handen had God de schepping tot stand gebracht zodat zowel het goede als het kwade in de mens en in de wereld terecht zijn gekomen. De magiër is een expressie van het archetype oude, wijze man.

Bron
Joseph Campbel
http://www.jungspsychologie.nl/artikelen-over-cg-jung/de-droom-als-bron-van-symbolen/

Geen opmerkingen:

Een reactie posten